Examples of using Arrow in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Dat Mr Arrow dood is?
Je zei niet dat je Arrow was en je wilde niet.
Ik was verliefd op de Arrow, maar jij bent hem niet.
Arrow, veilig.
Arrow 2-5, ga maar verder.
Wat voorafging in: Arrow" en"The Flash".
Wat er met jou aan de hand is heeft niks te maken met de Arrow.
Dat is Ivy, dat is Bow en die kleine heet Arrow.
Ik weet dat Barry de Flash is en dat Oliver Arrow is.
Hij noemt zich nu Arrow.
Ik wist dat Oliver Queen de Arrow was.
En dat is wat je anders maakt dan Arrow.
Het is voorbij Link-Shoot an arrow, throw a bomb.
hij belt net the Arrow.
Ik weet dat Oliver Queen de Arrow is.
Lantaarn, Green Arrow is verdwenen.
Iedereen denkt dat Roy de Arrow was.
Dat je met Arrow samenwerkt?
Oliver weet niets over Arrow.
Ik weet dat je zei dat Arrow verdwenen is.