Examples of using Zij weten in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Ecclesiastic
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik run een zeer conservatieve huis. Zij weten.
Ik weet het. Zij weten het.
Zij weten wat er met mijn kleine jongen gebeurd is.
Zij weten niet hoe zij in vrede moeten leven.
Hoe kon zij weten dat ik juist op die dag zo angstig was?
Zij weten hoe in Duitsland de revolutionaire beweging groeit.
Zij weten wat.
En geloof ons, zij weten wat goede muziek is.
Maar zij weten er niks van.
Zij weten waar ik ben.
Vergeet niet dat alleen zij weten de steden als de geschiedenis is bekend.
Zij weten hoe we weer thuis kunnen komen.
Zij weten in grote lijnen allang hoe het zit.
En zij weten dat.
Zal zij weten of ik mij aan haar taak houd of niet?
Zij weten waar je moet zijn.
Zij weten wat er is gebeurd.
Zij weten wel raad.
Wat kunnen zij weten?
Zij weten het.