TEACH THEM in Dutch translation

• ze leren
• leer hen
• ze onderwijzen
• onderwijs hen
• hen aanleren
• leer ze
• leert ze
• ze leert
• hun lere
• geef ze
• ze ieren

Examples of using Teach them in English and their translations into Dutch

Teach them some math. Hm?
Leer hen wat wiskunde bij?

I say we teach them to be strong.
Ik zeg dat we ze leren sterk te zijn.

Then the law says that you have to teach them.
Volgens de wet moet u ze lesgeven.

Teach them a little respect.
Leer hen wat respect.

You teach them your way and I teach them mine.
Jij onderwijst hen op jouw manier, ik op de mijne.

You should teach them to drive better.
Dan moeten ze leren rijden.

I teach them to paint like they are one of us, you know.
Ik leer ze te schilderen alsof ze een van ons zijn, weet je.

Teach them some manners- with a nice hard slap in the face!
Leer hen wat manieren- met een mooie harde klap in het gezicht!

That will teach them to respect us.
Dat zal ze leren ons te respecteren.

I teach them science and math.
Ik leer ze scheikunde en wiskunde.

Teach them to know the True Spirit.
Leert ze de ware Geest kennen.

Teach them to fight.
Leer hen te vechten.

That will bloody teach them, the ruddy deadshits.
Dat zal ze leren, klojo's.

I teach them things that make sense,
Ik leer ze logische zaken

You teach them hopscotch, I hear.
U leert ze hinkelen, hoor ik.

So he can buy 10 little girls and teach them to read books?
Zodat hij 10 kleine meisjes kan kopen en ze leert voorlezen?

Teach them some math.
Leer hen wat wiskunde bij.

You gotta teach them.
Je moet het ze leren.

Teach them MY Child, teach them MY Elisabeth.
Leer ze, Mijn kind, Leer ze, mijn Elisabeth.

I will get a cobbler while you go and teach them the ballet.
Ik ga een schoenmaker halen en jij leert ze het ballet.