TO TEACH HIM in Dutch translation

[tə tiːtʃ him]
[tə tiːtʃ him]
om hem te leren
to teach him
om hem te onderwijzen
to teach him
to educate him
hem ieren

Examples of using To teach him in English and their translations into Dutch

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Ecclesiastic category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Computer category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
I tried to teach him howto be a good and just Guardlan.
Ik probeerde hem te leren een goede en rechtvaardige Bewaker te zijn.
This is your responsibility to teach him.
Jij bent verantwoordelijk om hem dat te leren.
I began to teach him that he was focusing on what he did not want.
Ik leerde hem dat hij zich alleen concentreerde op wat hij niet wilde.
Trying to teach him to be correct, I guess.
Ze probeerden hem een lesje te leren, denk ik.
I try to teach him, but who can reach him?.
Ik wil hem wat leren, maar wie dringt tot hem door?
And I tried to teach him.
I have been trying to teach him to blend in.
Ik heb geprobeerd hem te leren onopvallend te doen.
I'm trying to teach him to say"mama" for you.
Ik probeer hem te leren zeggen'mama' voor u.
Mike was supposed to teach him.
Mike zou het hem leren.
I want to take this year to teach him about Hanukkah.
Ik wil hem wat leren over Chanoeka.
Elizabeth offered to teach him to read.
Elizabeth bood aan om hem te leren lezen.
In case I get too sick to teach him.
Voor als ik te ziek word om het hem te leren.
He tried to teach him to read.
Hij heeft geprobeerd hem te leren lezen.
I need you to teach him to box.
Jij moet hem leren boksen.
Who's going to teach him to fight?
Wie leert het hem dan?
How to teach him to fall asleep in his bed?
Hoe leer je hem in slaap in zijn bed te vallen?
We want to teach him to answer for their actions.
We willen hem leren om te antwoorden op hun daden.
I was to teach him our language.
Ik moest hem leren onze taal.
Somebody needs to teach him a lesson.
Ik leerde hem een lesje.
I'm going to teach him to play baseball.
Ik ga hem leren honkballen.
Results: 180, Time: 0.0414

Word-for-word translation

Top dictionary queries

English - Dutch