"Sich" wordt niet gevonden op TREX in Duits-Nederlands richting
Probeer In Nederlands-Duits Te Zoeken (Sich)

Voorbeelden van lage kwaliteit zin

Nähert sich.
Hij nadert.
Ein Bienenstock kümmert sich um sich.
De korf zorgt voor zichzelf.
Betrinkt sich.
Zich aan 't bedrinken.
Wenn das sich Ereignende sich ereignet.
Wanneer de Dag der Opstanding plaatsvindt.
Sich verlieben.
Verliefd worden.
Sich sehen.
Zichzelf zien.
Sie kümmern sich um sich selbst.
Dat doen ze zelf.
Ertäuschte sich.
Hij had ongelijk.
Sie fürchten sich vor sich selbst.
Ze zijn bang voor zichzelf.
Sich vorbereiten.
Jezelf voorbereiden.
Er schämte sich für sich.
Hij schaamde zich.
Sich selbst.
Aan zichzelf.
Kümmern Sie sich um sich selbst.
Maak je zorgen om jezelf.
Sich verletzt.
Gewond raakt.
Sich selbst.
Voor zichzelf.
Versteckt sich.
Ergens Ondergedoken.
Sich auseinanderleben.
Of uit elkaar.
Sich bewegen.
Het beweegt.
Sich versteckt.
Verstopt zich.
Sich schützen.
Bescherm jezelf.