Voorbeelden van het gebruik van Zij weten in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Zij weten… alles.
Zij weten vast waar Charles is.
Zij weten veel beter wat hun behoeften zijn dan de autoriteiten in Brussel.
Maar zij weten alles over je.
Zij weten wat echt is.
Zij weten de signalen.
Zij weten welke dag de Shabbat is.
Zij weten dat ik hier ben.
Zij weten hoe ze hiermee moeten omgaan.
Zij weten en zij zijn er zich van bewust
Alles wat zij weten is hun geloofsbelijdenis.
Zij weten alles al.
Zij weten of iemand hem vermoordde.
Zij weten hier niets over.
Zij weten wat ze doen. Jij niet.
Zij weten.
Zij weten wat.
Zij weten of de Here met ons was of niet.
Zij weten beter dan te praten.
Zij weten dat alles geschiedt naar de wil van God.