Examples of using Alexander in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Alexander is het bewijs.
Alexander is doodgeschoten.
Alexander wilde u uit de winkel hebben.
Alexander Dunning. Iemand beschermt hem.
Alexander Dunning. Iemand beschermt hem.
Alexander is kamer 108 aan het renoveren.
Alexander, zegt u?
Hij was altijd Alexander voor mij.
Alexander?- Het is niet Alexander.
Ga weg!- Alexander ga maar.
De heer Douglas Alexander minister van Internationale Ontwikkeling.
De heer Douglas Alexander minister van Internationale Ontwikkeling.
Je bent van mijn instructies afgeweken.- Alexander.
Gevangene nummer 98V238, Alexander Vogel.
Alexander Deze man, mevrouw,
Alexander. Je bent van mijn instructies afgeweken.
Alexander Jung.
Alexander, doe 't niet!
Kenmerken. The Alexander Hotel heeft een buitenzwembad.
Alexander Masson biedt zijn diensten aan als traiteur in een van de éventbollen.