Examples of using De kerst in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik wil wachten tot na de kerst, alsjeblieft.
Nee, ik kom niet thuis voor de kerst.
Hij is de stad uit voor de kerst.
Ik heb Mike uitgenodigd voor de kerst.
We bellen je na de kerst.
Ben je thuis voor de kerst?
Ik heb twee katheters gehad sinds de kerst.
Zeg eens… hebben jij en Elizabeth plannen voor de kerst?
Maar na de kerst.
vooral rond de kerst.
Soms ben ik chagrijnig, vooral rond de kerst.
Dat was vlak na de kerst.
Ik heb je sinds de kerst niet gezien.
Mr Belli was weg voor de kerst.
Nooit heb ik voor de kerst een kerstcadeau gekregen.
Laat de kerst maar komen, Ho Ho Hoooo!
En ze zijn de hele Kerst geopend!