Examples of using Googelen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Niet meer googelen.
Laat me het googelen.
ga ik de grondwet googelen.
Ik wil een paar therapeuten googelen.
Misschien moet de politie meer googelen.
Je bent bang. U kunt het gewoon googelen.
Moest haar googelen.
Bedenk goed waar mensen op googelen als ze op je website moeten komen.
Googelen is geen stalken.
Kunnen we googelen, maar ik denk het wel.
Je zult het moeten googelen en je dan haasten naar Glendale.
We googelen de foto's later nog wel.
Ik had hem nooit mogen googelen of je zo opgedraaien.
Brian Langley, als je hem wilt googelen.
Wil je iets googelen?
Je moet'Venn-diagram' googelen.
Emily, ik ga je googelen.
Je gaat mij beslist niet googelen.
We gaan het Googelen.
Gewoon googelen.