Examples of using Joshua in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ken je de familie Joshua van op Forstall?
Was Joshua bij u in de tuin?
Daarnaast had hij een zoon Joshua uit een eerdere ongehuwde relatie.
Joshua ouders zijn op brute wijze vermoord door de drugsbaronnen.
The Joshua Tree Tour 2017 werd aangekondigd.
Hij noemt zich Joshua, maar hij heet Dyle.
We denken dat Joshua het gedaan heeft.
Natuurlijk, wij houden Joshua wel in de gaten.
Komaan, Joshua. Laten we aan Susan zien hoe we om haar geven.
Boomer probeerde baby Joshua tieten" te laten zeggen.
Staan er joshua bomen?
Joshua verbeeldt zich nog steeds dat hij opa Seth ziet.
Joshua weet alles. Wat is er?
Joshua weet alles. Wat is er?
Ik kom wegens Joshua. Wacht! Wacht.
Omdat Joshua en ik het recht gaan zetten.
Arme Joshua gaat zijn leven in een kooi doorbrengen.
En Joshua was er ook!
Ik ga langs bij Joshua.
Ik zal bij Joshua logeren.