Examples of using Mathis in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ga Mathis zoeken.
Ik ben Mathis.
Mathis is schrander.
Hij heet Mathis.
Bedankt, Mr Mathis.
Nee. Niet Mathis.
Geen teken van Mathis.
Kras m'n Mathis niet.
Van Anne Mathis.
Met Ritchie Mathis?
Hij heet Aiden Mathis.
Mathis heeft me nodig.
Mathis naar de verpleegsterspost.
Hij heet Aiden Mathis.
Mijn naam is Mathis.
Je vermoordde Trevor Mathis.
Mathis voor groep III.
Agent Mathis deed het.
Mathis Bruge, alstublieft.
Voor Jerome Mathis misschien.