Examples of using Onschuldigen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
We zijn allebei onschuldigen.
De schuldigen en onschuldigen.
Hij vermoord onschuldigen.
De tranen van de onschuldigen zijn stil.
Hij is niet iemand die onschuldigen zou pijn doen.
Waarom? Waarom worden de onschuldigen gestraft?
Ik dood geen onschuldigen.
Ik wil geen onschuldigen doden.
Ik zou nooit de levens van onschuldigen nemen.
We redden misdadigers en laten onschuldigen sterven.
Dus wie zijn de onschuldigen nu?
We werden uitverkoren om de onschuldigen te redden.
Met Libba en de onschuldigen in de truck.
Omdat de duivel de verleider is van de onschuldigen.
Die plaats is gebouwd op dat het bloed van de onschuldigen.
Maar sterven is voor de onschuldigen, toch?
Dat is hoe het is begonnen. Onschuldigen sterven.
En vandaag heb ik onschuldigen vermoord.
Een leugen kan onschuldigen het leven kosten.
Niet schieten. Het kunnen onschuldigen zijn.