Examples of using Router in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Verplaats de computer naast je router.
Zeg dat maar tegen mijn router.
Ik moet de router omleiden.
Ja.- Plug in de router.
Dat was ik. De router.
Sluit de router weer aan en zorg dat deze is ingeschakeld.
Verwijder de ethernetkabel tussen Router 1 en de computer.
Koppel de netwerkkabel los van de router en start de camera opnieuw op.
Alle verbindingen vanuit deze router zullen dit adres hebben.
Zet de router op een vast draadloos kanaal.
Plaats de router op een vlakke ondergrond in de buurt van een stopcontact.
De router wordt automatisch opnieuw opgestart.
Controleren of de router goed werkt wanneer deze is aangesloten op een switch.
De router handmatig instellen voor internet.
Controleer de handleiding van de router om de instellingen te wijzigen.
De afstand tussen router en laptop bedraagt bij deze test zo'n 4 meter.
Ik heb de router geconfigureerd, maar ik krijg geen toegang tot het internet.
Controleer of router en modem ingeschakeld zijn.
Knippert. De router verzendt of ontvangt verkeer.
Mijn router wordt niet weergegeven, hoewel het WLAN actief is.