Examples of using Skeletor in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De naam is Skeletor.
Komt dit van Skeletor?
Misschien is Skeletor daar.
Hier ben ik, Skeletor.
Hebben jullie Skeletor gezien?
Nee… maar Skeletor wel.
Wat is een Skeletor?
Het is afgelopen. Skeletor.
Die heb je,'skeletor.
Misschien is Skeletor daar wel.
Hebben jullie Skeletor gezien?
Skeletor. Dit is Marlow.
M'n oudste zoon, Skeletor.
Wat zei jij, Skeletor?
Wat wil je, Skeletor?
Wat zei je, Skeletor?
Wat zei je, Skeletor?
In tegenstelling tot jou, Skeletor.
Ik stuur het signaal naar Skeletor.
Wat zei jij, Skeletor?