Examples of using Steffi in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Steffi, blijf weg.
Steffi? Wat?
Mijn vrouw, Steffi.
Ik ben Steffi. Gezondheid.
Senior Technicus Steffi Ehrlich.
Steffi, ga terug!
Ik ben Steffi. Gezondheid.
Steffi, hou vol!
Ga terug, Steffi!
Jij was gisteravond bij Steffi.
Heb een goede dag, Steffi.
M'n vrouw Steffi. Bob Dandridge.
Hé, waar is Steffi?
Steffi. Kende je haar?
Marco en Steffi adviseren je graag.
Marco en Steffi zijn geweldige gastheren.
Mijn vrouw, Steffi. Tim Brooger.
Enkel onze Duitse vriendin Steffi ontbreekt.
Jij bent een teef, Steffi!
Je moet dingen regelen, Steffi.