GAME in Dutch translation

• spel
• game
• wedstrijd
• wild
• duel
• spelen
• een spelletje
• games
• gespeeld
• wedstrijden

Examples of using Game in English and their translations into Dutch

The game against Nice is much more than a derby.
De wedstrijd tegen Nice is veel meer dan een derby.

There's no Ranger game on tonight.
De Rangers spelen vanavond niet.

Is this some game of his?
Is dit een spelletje van hem?

Is this a game for you?
Is dit een spel voor u?

The umpires for the game vs. Czech All Stars.
De umpires voor het duel vs. Czech All Stars.

No mutton, no chicken, no game.
Geen schaap, geen kip, geen wild.

This truck simulation game is easy to play.
Deze truck simulatie games is gemakkelijk te spelen.

Colin! Oh! Game, Robin!
Game, Robin! Oh! Colin!

In Chicago, game one of round two.
In Chicago, wedstrijd één van ronde twee.

Recce-ing the war game with the Colonel.
Oorlogje spelen met de kolonel.

A game, Fred.
Een spel, Fred.

Complete all the levels to win the game.
Voltooi alle levels om het duel te winnen.

Give it back. New game.
Geef het terug. Een nieuw spelletje.

Big Game and Big Game Rifles. John Taylor.
John Taylor, Groot Wild en Geweren.

Good game, gentlemen.
Goed gespeeld, heren.

Pity!. Good game to all! Occitania.
Jammer!. Goede games voor iedereen! Occitania.

Oh! Colin! Game, Robin!
Game, Robin! Oh! Colin!

Game three, Reggie was a problem.
In de derde wedstrijd was Reggie een probleem.

They got some weak game, but they a'ight.
Ze spelen zwak, maar ze zijn oké.

Game and rubber.
Spel en rubber.