Voorbeelden van het gebruik van Ceren in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Einen Moment, Ceren.
Leg auf, Ceren.
Hang op, Ceren.Wer ist Ceren?
Wie is Ceren?Du lügst, Ceren.
Je liegt, Ceren.Was hat Ceren gemacht?
Wat heeft Ceren gedaan?Hast Du's, Ceren?
Heb je hem, Ceren?Und ich heiße, Ceren.
Mijn naam is Ceren.Gib mir die Ceren!
Geef me Ceren!Ich liebe Dich, Ceren.
Ik hou van je, Ceren.Das Kölnisch Wasser heißt Ceren.
De eau de cologne heet Ceren.Geh, geh zu Ceren.
Trek bij Ceren in.Hast du Ceren angerufen?
Heb je Ceren opgebeld?Ich werde hingehen, Ceren.
Ik ga wel, Ceren.Nein, Ceren, geh weg.
Nee, Ceren. Ga weg.Ceren kann auch gut kochen.
Ceren kan ook goed koken.Was ist dann Ceren,?
Als dit een vrouw is, wat is Ceren dan?Ceren, ich liebe Dich.
Ceren, ik hou van jou.Bei uns hat Ceren das Sagen.
Bij ons heeft Ceren het voor het zeggen.Weil ich Ceren liebe!
Want ik houd van Ceren.Geh und ruf die Ceren.
Ga Ceren roepen.
