FLEUR - vertaling in Nederlands

• fleur

Voorbeelden van het gebruik van Fleur in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Fleur, nerv nicht.
Fleur, maak me niet pissig.

Fleur? Und wer?
Fleur? En wie?

Fleur hat die Gabe.
Fleur heeft het talent.

Fleur. Sie glauben mir.
Fleur. Je gelooft me.

Fleur, alles wird gut.
Fleur, alles komt goed.

Fleur Salomé hat es vorausgesehen.
Fleur Salomé voorspelde het.

Meine Tochter Fleur und Clara.
Mijn dochter Fleur en haar vriendin Clara.

Er hat Fleur Delacour gefragt.
Hij heeft zojuist Fleur Delacour uitgevraagd.

Wir müssen mit Fleur sprechen.
We moeten spreken met Fleur Baudin.

Fleur, es ist wundervoll hier.
Fleur, het is hier prachtig.

Bitte. Warte! Fleur!
Fleur. Wacht alsjeblieft. Wacht!

Er hat gerade Fleur Delacour gefragt.
Hij heeft zojuist Fleur Delacour uitgevraagd.

Fleur? Was ist passiert?
Wat is er gebeurd? Fleur?

Fleur? Vor Ihrer Vision von Mucha: Fleur?.
Fleur? Voor je visioen van Mucha?

Fleur? Ich bin ein Haus?
Ik ben een huis. Fleur?

Er hat gerade Fleur Delacour gefragt.
Hij heeft zojuist Fleur Delacroix uitgevraagd.

Fleur wurde von den Grindelohs aufgehalten.
Fleur heeft nooit langs de nimfen kunnen komen.

Fleur, sehen Sie mich an.
Fleur, kijk me aan.

Fleur wurde von den Grindelohs aufgehalten.
Fleur kwam niet voorbij le Wierlingen.

Fleur hat heute Nachmittag den Todeszeitpunkt.
Fleur zou de tijd van overlijden moeten hebben tegen de middag.