Voorbeelden van het gebruik van Cipher in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik kom voor Cipher.
Cipher benaderde mij eerst.
Groep WEP40wireless network cipher.
Groep TKIPwireless network cipher.
Cipher is een superhacker.
Groep CCMPwireless network cipher.
Dit gaat om Cipher.
Doe Cipher de groeten.
Paarsgewijs CCMPwireless network cipher.
Het gaat hier om Cipher.
Wat is de Cipher precies?
Dom, het gaat om Cipher.
Doe Cipher de groeten van me.
Cipher is een organisatie, geen persoon.
We vinden Cipher het snelst via Toretto.
De missie is de Cipher. Missie geaccepteerd.
Cipher heeft het commandosysteem van die onderzeeër gereboot.
Generaal, wat is de Cipher precies?
Je hebt veel op je geweten, Cipher.
INCORRECTE MODUS, LOS DIT OPwireless network cipher.