Voorbeelden van het gebruik van Denen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Denen, Noormannen, Saksen… priesters,
Denen, hoor mij aan!
De Denen vallen van voren aan,
Denen uit Rumcofa hebben onze koningin vermoord!
Denen, hier naar binnen. Deen, Sakser!
Welke geheimen van de Denen heb je achterhaald?
Denen, buiten. Ze hebben een man gedood.
De Denen niet. Lang leve de koning!
Er zijn gisteren 678 Denen in Parijs aangekomen.- Niet goed.
Zijn de Denen er?
Ze kan de Denen leiden zoals uw zus in Mercia leidde.
Volg mij en alle Denen zullen hier in vrede leven.
Hij is vast onderweg naar de Denen.
Nee, het waren de Denen.
Na Tettenhall denkt Edward dat de Denen niet langer een gevaar vormen.
Dat hebben de Denen vaak bewezen.
Wie zijn dat? Denen.
Ik weet waar Denen vandaan komen.
Onze kinderen worden de best opgeleide generatie Denen.
De Denen konden Brazilië niet verslaan.