Voorbeelden van het gebruik van Kers in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Met chocolade en slagroom en een kers.
En kers.
Niet te vol met een vleugje kers.
En wat is dat? Kers, framboos…?
Nog een kers. Kers.
Kers, citroen, kers.
Jij eet een kers en geeft antwoord.
En een kers uit haar mond at.
De kers is rood. Rouge.
Dat is de kers op de taart.
En daarna kers, citroen, citroen.
Kers, kers, bel.
De kers is toch het maagdenvlies?
Mijn lievelingssmaak is kers, maar die van m'n pa bosbessen.
Je hebt de kers opgegeten!
Het is kers.
Elke keer weer kers, kers, bel!
Ik wil je in slagroom dopen en mijn kers er bovenop zetten.
rode kleine kers.
Zijn neus lijkt op een kers.