Voorbeelden van het gebruik van Luidspreker in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zet me op de luidspreker.
Stellen Sie auf laut.Je staat op de luidspreker, Garcia.
Ja, Jerry? Zet mij op de luidspreker.
Ja, Jerry? Stell mich auf laut.Penelope, op de luidspreker.
Penelope, auf Lautsprecher.Zet haar op de luidspreker.
Stell sie auf laut.Ik haat luidspreker.
Ich hasse den Lautsprecher.Je staat op luidspreker.
Du bist auf laut.Ze weet niet dat ze op luidspreker staat.
Sie weiß nicht, dass der Lautsprecher an ist.Ik zet je op de luidspreker.
Ich schalte auf laut.Geen luidspreker.
Kein Lautsprecher.En vooral: Zet 'm op de luidspreker zodat we kunnen meeluisteren.
Stell's laut, damit wir alles hören. Und am wichtigsten.Alex?- Het is een luidspreker.
Alex… das ist ein Lautsprecher.Mark, ik zet je op de luidspreker.
Mark, ich stelle dich laut.Hier, ik zet je op luidspreker.
Hier, ich stell dich auf Lautsprecher.Ik zet je op de luidspreker.
Ich stelle Sie laut.Doe de luidspreker uit.
Mach den Lautsprecher aus.Ik zet je op de luidspreker.
Ich stelle laut.Hier heb ik een luidspreker.
Hier habe ich einen Lautsprecher.Je staat op de luidspreker.
Sie sind auf laut.Luister, zet me op de luidspreker.
Du, stell mich laut.
