Voorbeelden van het gebruik van Rian in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Waar is Rian?
Wo ist der flüchtige Rian?Kamerheer. Ik zie u daar staan zonder Rian.
Aber keinen Rian. Ich sehe dich hier stehen, Kammerherr!Morgen, Rian.
Terug, Rian.
Zurück, Rian!Rian moet leven.
Brauche Rian lebend.Dat was Rian.
Das war Rian!Rian, word wakker!
Rian, wach auf!Rian is hier!
Rian ist hier!Rian, wees dapper!
Rian, sei tapfer!Kennen we elkaar? Rian.
Rian! Kennen wir uns?Ah, Rian. Drenchen.
Drenchen. -Ah, Rian.Rian… ook voorzichtig.
Rian… pass auch auf.Maar Rian is ziek.
Aber Rian ist verrückt.Mijn naam is Rian Malan.
Ich heiße Rian Malan.Rian. Alsjeblieft. Nee!
Bitte! Nein, Rian!Terug.- Rustig. Rian.
Beruhige dich! Rian! Zurück.We zijn vrienden, Rian.
Wir sind Freunde, Rian.Nee. Vader. Rian, stop!
Vater! -Hör auf, Rian. Nein!Nu krijg je Rian nooit meer.
Ihr kriegt Rian nie.Rian. Wat is er?
Was ist los? Rian!
