Voorbeelden van het gebruik van Ulrich in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dit wijst op de belegering door de troepen van hertog Frederik Ulrich in de zomer van 1615.
In deze tijd leerde Sickingen Ulrich von Hutten kennen, die hem overtuigde van de noodzaak van de Reformatie.
Adriaan was de zoon van Ulrich van Hoensbroeck
Aan de Universiteit van Berlijn volgde hij nadien nog seminaries van Ulrich von Wilamowitz-Moellendorff.
Ulrich? Ulrich,
Ulrich niet.
Heer Ulrich.
Ulrich, rijksarchivaris.
Ik ben Ulrich.
Ik heet Ulrich.
Ulrich heeft gelijk.
Je bedoelt"Ulrich.
Is het Ulrich?
De heer Menger Ulrich.
Ulrich is van mij.
De heer Ulrich MOEBUS.
Ulrich doet dat niet.
Ulrich gaat door.
Ingediend door Ulrich Samm.