Voorbeelden van het gebruik van Zig in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Waar is Zig?
Heel goed, Zig.
Sehr schön, Zig.Kijk Zig, Mallory.
Zig, da ist Mallory.Ik hou van Zig.
Ich liebe Zig.Ja. Hoi, Zig.
Hey, Zig. -Ja.Zig, dit is Jonah.
Zig, das ist Jonah.Zig, ik heb een plan.
Zig, ich habe einen Plan.Waar is hij, Zig?
Wo ist er, Zig?Twins Right, 3 Zig 88.
Twins Right! 3 zig 88.Zorg goed voor Zig.
Kümmer dich für mich um Zig.Hij is kwaad, Zig.
Er ist angepisst, Zig.Zig. O, mijn God.
Zig. -Oh mein Gott.Werk je vandaag, Zig?
Zig. Arbeitest du heute?Waar is hij, Zig?
Wo ist der, Zig?Je moet in therapie, Zig.
Zig, du musst in Therapie oder so was.Wat is een Zig?
Was ist denn ein Zig?Werk je vandaag, Zig?
Arbeitest du heute? Yo, Zig.Zig Ziglar op z'n meest overtuigend.
Zig Ziglar kann wirklich überzeugen.Zig, we worden rijk.
Zig, wir machen Geld.Zig heeft geknoeid met het pakketje.
Zig hat es mit der Ware versaut.
