Voorbeelden van het gebruik van De speaker in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Goed, maar zet 'm op de speaker.
Hij staat op de speaker.
Tony, ik heb je op de speaker.
Tony, I have got you on speaker.Bill, zet 'm op de speaker.
Bill, put it on speakerphone.Jack, ik zet je op de speaker.
Jack, I'm putting you on speaker.Zet 'm op de speaker.
Put it on speakerphone.Ik zet hem op de speaker.
I have put him on speaker.Matt, je staat op de speaker.
Matt, you're on speaker.Garcia, ik zet je op de speaker.
Garcia, I'm gonna put you on speakerphone.Lanie. Zet me op de speaker.
It's Lanie. Put me on speaker.Goed, zet op de speaker.
Fine, put it on speakerphone.En nu ben je van de speaker.
And now you're off speaker.Weller, haal me van de speaker af.
Weller, take me off speakerphone.Oh, ik zet je van de speaker af.
Oh, I'm putting you off speaker.Ik zet u op de speaker.
I'm going to put you on speakerphone.Mr Harkin, ik zet u op de speaker.
Mr. Harkin, I'm putting you on speaker.Ik zet je op de speaker.
I'm putting you on speakerphone.Ik heb Hundley op de speaker.
I have got Hundley on speaker.Wacht, ik zet je op de speaker.
Wait, I will put you on speakerphone.Kyle, zet me op de speaker.
Kyle, put me on speaker.
