Voorbeelden van het gebruik van Wie is zij in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Natuurlijk. Wie is zij eigenlijk?
Of course. Who is she, anyway?Euh… oom Charlie? Wie is zij?
Uh, Uncle Charlie?- Who's she?Wie is zij, Max?
Who is she, Max?Dat is Ursula. Wie is zij?
That's Ursula. Who's she?Wie is zij in het echt?
And who is she in real life?Colton. Mam.- Wie is zij?
Colton.- Who's she?- Mom?Wie is zij weer?
Who is she again?Dat is hem. Maar wie is zij?
That's him. But who's she?Wie is zij ook weer?
Who is she again?Colton. Mam.- Wie is zij?
Mom.- Who's she? Colton?Oké, mooi. Wie is zij, Arthur?
Okay, lovely. Who is she, Arthur?Who are you? Who's she?Wie is zij, Baumer? Lentz?
Who is she, Baumer?- Lentz?Zus? Zus? Wie is zij?
Sister?- Who's she?- Sister?Wie is zij om leugens te vertellen over mijn werk?
Who is she to tell lies about my work?Hello, hello, hello. Wie is zij?
Hello, hello, hello. Who's she?Je bedoelt, wie is zij.
You mean, who is she.Zus? Zus? Wie is zij?
Sister?- Sister?- Who's she?Mijn zus, Louisa. Wie is zij?
My sister, Louisa. Who's she?Maar wie is zij?
I don't understand who she is.
