60 popular words to translate from Dutch to English
60 popular expressions to translate from Dutch to English
slecht waswakker zijnkunnen tegenhoudenblijft zeggenarme kleineklein washele stadgaan lunchenga etenkomt vastadres staatpaar vragenkunnen bekijkenzouden helpenprima iskunt noemenzouden willendirecteur zeiecht leukejezus christuszullen pratenzou kostenerg blijmoet echtduidelijk makeneerlijk zijnkomen wonenvermiste meisjelaten vallenzal geloven
60 popular phrases to translate from Dutch to English
de mensen daarhet te zeggener iets mee te makenklaar om te gaandeze mensen zijntijd dat jehebben niet eensweet je zeker dat ditweten dat uer is geen tijdwe moeten erzou niet kunnenje had kunnenme naar huisveel mensen zijnwe hebben onslaatste keer dat ik hem zagdan hebben wedeel van jouhij moet wetendaar zijn weeen andere vrouwdit is mijn vrouwmoeilijk te begrijpenzeggen dat westuur een berichtm'n vader iszou goed zijndat is niet goedik kon helpen
What are people translating right now?