Examples of using Duncan in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Duncan is gedraaid?
Dus je wist dat Duncan mijn vader was?
Duncan komt eraan.
Lieverd, Duncan wordt vermist.
En Duncan?
Duncan fietst hier elke dag met dat deuntje.
Duncan zal het geweldig vinden.
Duncan begon met drummen op zijn 13e.
Toen Duncan kwam, hebben ze het uitgepraat?
Duncan. Ik leid hem af.
Duncan. Ik leid hem af!
Duncan vist op Mark zijn vergunning.
Duncan vist met de licentie van Mark.
Dit is Duncan, m'n kamergenoot. Geweldige plek.
Duncan heeft gelijk, Ariana.
Duncan vist met Marks vergunning.
Waar is Duncan? Kan ik hem zien?
Duncan krijgt anders een woedeaanval.
Het is Duncan.- Oh, ging het dan toch om de parkeerplaats.
We vinden Duncan en Isadora ook wel.