Examples of using Giancarlo in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik heet Giancarlo.
Aangenaam, Giancarlo Iacovoni.
Giancarlo is vertrokken.
Wacht, Brittany Giancarlo?
Ik wil Giancarlo spreken.
Giancarlo, het is oké.
Ik zag hem, Giancarlo.
Het is niet alleen Giancarlo.
Giancarlo komt op televisie!
Ik blaas die Giancarlo op.
Giancarlo brengt je naar je familie.
Eerste overwinning: Giancarlo Fisichella.
Hoe kon ik Giancarlo achterlaten?
Giancarlo, let op haar.
Giancarlo CHEVALLARD Hoofd van de voorlichtingsdienst.
Ben je blij met Giancarlo?
Giancarlo RUFFINO Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.
Een stuk over Brittany Giancarlo.
Blameer Giancarlo niet voor zijn werk.
Ik had geen keus, Giancarlo.