Examples of using Joggen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Deze hond is blij om mee te doen uw ochtend joggen.
Ik ben komen joggen.
Ik moet ook gaan joggen.
We zouden gaan joggen.
Je kan joggen, restaurants openen
Zelfs het park is ideaal voor een ochtend joggen.
Ik ben net over de Bay Bridge komen joggen.
Iedere keer als hij voorbij komt joggen.
Dwangmatig joggen.
Ik ging joggen.
Ik wil niet joggen.
Nu zijn ze tevreden als we joggen.
Gaat zij joggen?
We gaan joggen.
Behalve dat joggen.
Je kunt je aansluiten bij verschillende clubs en elk weekend door het buitengebied joggen.
Rust dansen Rennen en joggen.
Hij is geen grote fan van onverwacht joggen.
Lk was aan 't joggen.
Geen oefeningen, niet joggen.