Examples of using Libbi in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Maar daar is Libbi toch?
Libbi… ik mis je een beetje.
Ik heb Libbi beloofd het niet te doen.
Maar daar is Libbi toch?
Nee, Libbi, ik denk het niet.
Libbi. Zet thee voor je verweesde oom.
Libbi… ik wil de expositie… niet opgeven.
Ik ben op zoek naar Libbi Shtisel.-Hallo.
Echt. Libbi… ik wil je wat laten zien.
Wacht, Libbi, we zijn hier allebei. Oké.
Libbi. Wie? Heb je haar jouw kamer gegeven?
Ik moet toegeven dat je me hebt verrast.-Libbi.
Ik was geschokt toen Libbi het me vertelde.
Kijk, Libbi, mijn neefje is groter dan ik.
Libbi… ik hoop dat je nog naar dit bericht luistert.
Ik ben op zoek naar Libbi Shtisel.-Hallo.
Sorry, ik wilde je niet laten schrikken. Libbi, misschien.
Ja. Vandaag? Libbi, ik wil niet… tegen je liegen.
Libbi, mijn neefje is groter dan ik.
Wat? Libbi. Ik wil niet dat mijn leven zo eindigt.