Examples of using Manisch in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Nou, hij is manisch depressief. Klinisch depressief en half-katatonisch.
Maar hij was manisch depressief.
Niet gek, manisch depressief.
is ze manisch.
Waar bleef ze toen ik met die manisch depressieve satanist ging?
De leadzanger was manisch depressief.
ik ben wanhopig en… manisch!
Hij was manisch.
Maar Sonja zegt dat hij de hele tijd al manisch is.
Maar goed… m'n gekkendokter zegt dat ik manisch ben.
Hij is manisch.
Ja, weet je, Carrie wordt manisch.
Echt nooit. Een paar jaar geleden was hij manisch.
Ik weet het niet. lk ben al een paar jaar manisch depressief.
Maar als hij manisch is geweest, weet hij mogelijk z'n naam niet meer.
Soms begint het felle verlangen om kinderen te krijgen manisch, wat op psychologisch vlak het proces van conceptie nadelig beïnvloedt.
de zang is vaak manisch en ritmisch gezien ben je aan nieuwe heupen toe als de 35 minuten durende apocalyptische soundtrack voorbij is.
De zang is af en toe randje manisch en maakt het moeilijk om de muziek in je op te nemen.
Toen ik manisch was heb ik gebeld en verknalde de dekmantel van een agent.
ik word er manisch van.