Examples of using Mathilda in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Zij was bij hem. Mathilda.
Het is bijna etenstijd, Mathilda.
Vergeef me, toen jouw Mathilda verdween op de boot.
Dag Mathilda.
Jacqueline, Teddy, Mathilda, gulzige beestjes.
Mevrouw Lando, toen uw man Mathilda inschreef op Spencer.
Nee, bedankt, Mathilda.
Waarom niet? Nee, Mathilda.
Ze zijn Léon en Mathilda niet.
Geloof me. Ik ben in goede vorm, Mathilda.
Je ziet, Mathilda.
Mathilda werd voorzien van een motor,
Mathilda, stop alsjeblieft.
Mathilda werd geboren op 14 juni 1796 te Milaan in Italië.
Mathilda Het enige vrouwelijke lid van de Barthez Battalion.
Mathilda. doe dat nooit meer,
Mathilda, stop alsjeblieft.
Mathilda, hou op alsjeblieft.
Mathilda. doe dat nooit meer,
Mathilda, hou op alsjeblieft.