MOET NAAR HUIS in English translation

• have to go home
• need to go home
• have to get home
• gotta get home
• need to get home
• got to get home
• gotta go home
• should go home
• have got to get home
• have got to go home
• must go home
• should get home
• are going home
• needs to be home
• must get home
• is got to go home

Examples of using Moet naar huis in Dutch and their translations into English

Ik moet naar huis en het niemand zeggen.
I got to get home and not tell anybody.

Ik moet naar huis toe.
I need to get home.

Ik moet naar huis naar mijn vrouw, man.
I gotta get home to my wife, man.

Ik moet naar huis voor m'n werk.
I have to get home and get back to work.

Je moet naar huis, Gray.
You need to go home, Gray.

Ik moet naar huis, Mrs Evie.
I have to go home, Mrs. Evie.

Ik moet naar huis.
I have got to get home.

I-ik moet naar huis.
I-I got to get home.

Ik moet naar huis en krijg een ander kostuum.
I gotta go home and get another costume.

Ik moet naar huis, op haar wachten.
I should go home, wait for her.

Ik moet naar huis, naar mijn dochter.
I need to get home to my daughter.

Maar ik moet naar huis naar mijn vrouw.
I gotta get home to my old lady.

Artie, ik moet naar huis toe.
Artie, i need to go home.

Ik moet naar huis om te koken.
I have to go home and cook.

Ik moet naar huis om de ontharingswas op te warmen.
I have to get home and heat the wax.

Ik moet naar huis, baas.
I have got to get home, Chief.

En ik moet naar huis, naar Momma.
And I got to get home to Momma.

Ik moet naar huis, Frank.
I have got to go home, Frank.

Jij moet naar huis.
You should go home.

Maar je moet naar huis.
But you gotta go home.