Examples of using Normaliteit in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Het Bureau voor Normaliteit.
elkaar aanvullen met absolute normaliteit.
Je hebt het al je hele leven moeilijk met normaliteit.
We hebben normaliteit.
Het Bureau voor Normaliteit.
Een kopje thee zou mijn normaliteit herstellen.
Bureau van Normaliteit.
Wat is het? Het Bureau van Normaliteit.
Daarom zou er geen probleem moeten zijn met normaliteit.
Het Bureau van Normaliteit deed dat.
Wat normaliteit was, we hebben geen idee.
Aantrekkelijkheid en‘normaliteit' is zeer belangrijk voor de mens.
Klik vinyl tegels zijn een normaliteit geworden in de vloeren branche.
Terug een beetje normaliteit in je leven.
Wij zullen moeten werken aan een nieuwe normaliteit.
Daarna hebben we geprobeerd, om naar de normaliteit terug te keren.
In Servië bestaat er een groot verlangen naar normaliteit.
In alle eerlijkheid: normaliteit nastreven.
Weigeren te zwemmen is de normaliteit weigeren!
Wat is het Bureau voor Normaliteit?