Examples of using Sascha in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Terugblikkend: Ian, Roy en Sascha zien die oude vrouw.
Ik heb Sascha gesproken.
Geweren neer. Hallo Sascha.
Kijk naar de kolengaten, Sascha.
Noemt zichzelf Sascha.
Gyuri kende deze plaats in Frankfurt die Sascha altijd gebruikte.
Sascha Sjollema promoveerde op 25 november aan de Universiteit van Amsterdam.
Sascha K, WASD
Ik ben Sascha. Zeg toch gewoon de waarheid.
Ik ben Sascha. Vertel de waarheid, broeder.
Ontmoet Lenny Sascha Keil die meer belangrijk bewijs heeft gevonden in het fotoarchief.
Bedankt. Sascha, kijk hier.
Ik was vannacht niet bij Sascha.
Verwisselbare top voor de rijlaars Sascha.
Sascha, 't is al zo lang geleden, en je bent nog steeds bleek. Een kramp.
Sascha, 't is al zo lang geleden, en je bent nog steeds bleek. Een kramp.
dat geld in z'n strot ramt…- Maar? waarom lichten Ian en Sascha dan nog steeds mensen op?
Ik ben vandaag naar de boekpresentatie van het boek Sjaals haken a la Sascha.
Maar, als Lieve William Roy heeft neergeschoten en het geld in zijn keel heeft gestopt, waarom werken Ian en Sascha dan nog aan die dak oplichting?
Laat Sascha's Kachelofen van te voren weten wat uw verwachte aankomsttijd is.