Examples of using Zij in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ja. Zij en ik hebben.
We weten ook dat zij niet 't enige slachtoffer was.
En zij kwamen voor Lydia.
Ja. Zij en mijn moeder zijn zussen.
Zij is een cliënte
En zij zijn onze baby's. Oké?
Is zij je vriendin?
Zij heeft mijn Shark Bites opgegeten!
Jay zeiden dat zij in de hel waren.
Maar zij waren met z'n tweeën.
Zij was Linda,
Mijn papieren. En zij gebruiken het voor.
Maar… zij is dus niet Eveliina Granholm?
En houdt zij van u?- Ja?
Sam en Dean, zij houden van je.
Of eerder, zij en haar dochter.
Wie?- Zij zal je helpen.
Robert en Ned Stark zij waren de helden.
Zij en ik, Wij zijn verbonden.
Zij specialiseerden zich in illegale, cybernetische modificaties.