WASN'T HIMSELF in Dutch translation

['wɒznt him'self]
['wɒznt him'self]
was zichzelf niet
are not themselves

Examples of using Wasn't himself in English and their translations into Dutch

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Ecclesiastic category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Computer category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
And when he wasn't himself?
En als hij niet zichzelf was?
I knew he wasn't himself tonight.
Ik wist dat hij zichzelf niet was vanavond.
I only know he wasn't himself.
Ik weet alleen dat hij niet zichzelf was.
A vision, and Crane was in it, but he wasn't himself.
Een visioen en Crane kwam er in voor en hij was niet zichzelf.
I knew, he wasn't himself tonight.- Goddamn it.
Godverdomme. Ik wist dat hij zichzelf niet was vanavond.
The only possibility is that Sherif wasn't himself for a moment.
De enige mogelijkheid is dat Sherif even niet zichzelf was.
You said he wasn't himself.
U zei dat hij zichzelf niet was.
How he wasn't himself.
En dat ie toen zichzelf niet was.
Maybe she forgave him and crossed over Because he wasn't himself.
Misschien vergaf ze het hem en ging ze over, omdat hij zichzelf niet was.
And just wasn't himself.
Hij was zichzelf niet.
Dr. Whitcomb was in so much pain when you saw him, he truly wasn't himself.
Dokter Whitcomb had zoveel pijn… toen je hem zag, hij was zichzelf niet.
the last couple of months, the boss… wasn't himself.
de baas de laatste maanden… niet zichzelf was.
There was something so strange about him when I went over there like he wasn't himself.
Er was iets zo vreemd aan hem toen ik bij hem was… alsof hij zichzelf niet was.
About him when I went over there… There was something so strange like he wasn't himself.
Er was iets heel vreemds aan hem toen ik daar was… alsof hij zichzelf niet was.
how he wasn't himself.
En dat ie toen zichzelf niet was.
He wasn't himself, heavy and gentle, as if he were enlarged.
Hij leek niet zichzelf te zijn. Hij was zwaar en zachtaardig. Hij leek wel uitvergroot.
He was not himself.
Hij was zichzelf niet.
Dad was not himself.
Papa was zichzelf niet.
Jonathan simply was not himself.
Jonathan was zichzelf niet meer.
I doubt it. Phillip weren't himself last night.
Nee, Phillip was zichzelf niet.
Results: 48, Time: 0.0295

Word-for-word translation

Top dictionary queries

English - Dutch