Voorbeelden van het gebruik van Sirup in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zuckerstangen, Schokolade und Sirup.
Mein Opa sagt:"Langsamer als Sirup.
Ich liebe Sirup.
Ik hou van siroop.Sirup ist lecker, Sirup ist süß.
Stroop is lekker, stroop is zoet.Milch, Eier, Sirup.
Melk, eieren, siroop.Den ganzen Morgen ohne Sirup und Zahnstocher.
De hele ochtend zonder stroop en zonder tandenstokers.Jeden Frühling mache ich Sirup.
Elke lente maak ik siroop.Vergiss den Sirup nicht. Schöne große Pfannkuchen.
Grote pannenkoeken. Vergeet de stroop niet.Ich bringe Ihnen noch Sirup.
Ik haal nog wat siroop voor jullie.Ich sollte dich mit Sirup einschmieren und aufessen.
Ik moest jou met stroop insmeren en opeten.Wir liefern Sirup.
Wij leveren de siroop.Ich bestelle Pancake-Teig und Sirup.
Ik bestel pannenkoekenmix en stroop.Sie liefern Sirup.
U levert de siroop.Ihr seid wie Honig und Sirup.
Jullie twee zijn als honing en stroop.Und Sirup.
En siroop.Mama hat den Sirup vergessen.
Mama is de stroop vergeten.Es ist Sirup mit Butter-Aroma.
Het is stroop met botersmaak.Wurde in Hygieneartikeln und Sirup bezahlt.
Ik werd betaald in damesproducten en siroop.Das heißt: Den Arsch lecken, mit Gelee oder Sirup.
Dat betekent dat je je reet laat uiteten met jam of stroop.Sirup gegen Hämorriden.
AAMBEIEN SIROOP.
