MARIKA - vertaling in Nederlands

• marika

Voorbeelden van het gebruik van Marika in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

Marika… il te ment.
Marika, hij liegt tegen je.

Je suis désolé, Marika.
Het spijt me, Marika.

Tu travailles pour eux, Marika.
Je werkt voor ze, Marika.

Marika… on doit y aller.
Marika, we moeten gaan.

Marika ne ferait jamais ça.
Marika zou dat nooit doen.

Marika aimait beaucoup la neige.
Marika hield heel veel van de sneeuw.

Marika s'en est pas sortie.
Marika heeft het niet gehaald.

Marika, 42 ans, enseignante, Hongrie.
Marika, 42, leerkracht, Hongarije.

J'essaie juste de te protéger, Marika.
Ik probeer je alleen te beschermen, Marika.

Donc Dubaku sait que Marika travaille pour nous.
Dan weet Dubaku dat Marika met ons samenwerkt.

Je ne partirai pas sans toi, Marika.
Ik ga niet zonder jou weg, Marika.

Je veux que Marika n'en sache rien.
Ik wil dat Marika hier niets over te weten komt.

Je suis quelqu'un d'indulgent, Marika.
Ik ben een vergevingsgezind man, Marika.

Ce soir? Marika, on en a parlé.
Marika, we hebben dit besproken.

Marika, je t'en supplie, écoute-moi.
Marika, ik smeek je. Luister naar me.

Dis à Marika que je l'aime énormément.
Zeg tegen Marika dat ik veel van haar hou.

Marika, pourriez-vous aller attendre dans l'autre pièce?
Marika, wil je even wachten in de andere kamer?

Slaveva, Marika, née à Kavadarci(Macédoine)
Slaveva, Marika, geboren te Kavadarci( Macedonië)

Si tu cherches Marika, elle n'est pas avec moi.
Als je Marika zoekt, ze is niet bij me.

Marika, je n'ai pas le temps d'en discuter! Je suis désolée!
Marika, ik heb geen tijd om ruzie te maken!