Voorbeelden van het gebruik van Afperser in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Je bent niet gewoon een afperser.
Gaat u die afperser zoeken?
Ik ben geen afperser.
En was die man ook de afperser,?
Nee. Ik ben geen afperser.
Ze is geen afperser.
We zeggen dat we de kaarten en jou hebben gered van de afperser.
Een vieze, vuile, waardeloze afperser.
U bent een afperser.
Hier. Charlotte was een afperser.
Wist hij veel dat ze een afperser was.
Je vriendin is een afperser.
Je bent een afperser.
Dus u besloot uw afperser te vermoorden.
Ze is een afperser.
Charlotte was een afperser.
We hebben onze afperser gevonden.
Dus na een carrière als moordenaar ga je nu verder als afperser?
Ik ben geen afperser.
Zij was je afperser niet.