Voorbeelden van het gebruik van Alf in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Alf heeft een auto gestolen.
Alf, we hadden klachten van de buren.
Alf, hoe durf je Scott te beledigen?
Alf, mijn moeder mag blijven
Alf, weet jij waar Lucky is?
Alf, heb je Lucky opgegeten of niet?
Alf zou Lucky niet opeten.
Alf heeft alle klinkers opgegeten.
Alf, wakker worden.
Alf, wat doe je hier?
Alf, wat heb je gedaan?
Lieve Alf, ik ben je grootste fan.
Alf, we hebben een probleem.
Kom op, Alf.
Het spijt me, Alf.
Ik zou je nooit verlaten, Alf.
Dag, Alf.
Tot ziens, Alf.
En nu ga ik Alf kijken.
Een spin? tv-gids waarom alf victoria principal haat.