Voorbeelden van het gebruik van Bagels in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
We hebben bagels als je trek hebt.
Bagels bij jou?
Bagels doden geen mensen.
Bagels met roomkaas.
Ze brengt bagels mee.
We kunnen bagels eten.
Laat me binnen. Bagels, broer.
Zijn die van Bluebell?- Bagels.
Laat me binnen. Bagels, broer.
Ik wil een bagel. Bagels.
Ik moest bagels voor je halen.
Bagels en koffie halen.
Heb jij bagels gegeten? Wacht?
Bagels, dat weet ik nog.
Bagels, koffie, frisdrank verkopers.
Ik koop bagels voor in de trein.
Zeg papa geen bagels te eten als ie daar opgeblazen van wordt.
We hebben bagels.- Kom binnen!
De bagels zijn wel wat hard.
Zeg papa geen bagels te eten als ie daar opgeblazen van wordt.