Voorbeelden van het gebruik van Bookmaker in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik wist meteen dat je een bookmaker was.
U was z'n bookmaker.
Heeft die bookmaker een naam?
Ik had naar m'n moeder moeten luisteren en bookmaker moeten worden.
Wou je beweren dat dat z'n bookmaker is?
Misschien was Jimmy's bookmaker zijn partner.
Jij bent toch bookmaker?
Geen verzekeringsagent, maar bookmaker.
Wie is je bookmaker?
Zeg me wie je bookmaker is!
Een bookmaker is niet mijn ding.
Kun je die bookmaker niet bellen?
Hopelijk niet de bookmaker, want die rol speel ik.
Heeft deze bookmaker een naam?
Ze kunnen die bookmaker ook niet vinden.
Bookmaker. M'n halve afdeling zit bij hem.
Onze bookmaker. Sportief van hem om te komen.
Murray Feldmar, de bookmaker die we gisteren oppakten.- Ja.- Bert.
De bookmaker wordt Terano Totobami.
Kom mee, ik zoek een bookmaker die Harry Wax heet.