Voorbeelden van het gebruik van Friet in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hé. Jij hebt je eigen friet.
Mis je de burgers, de friet en de burrito's?
Een dubbele cheeseburger, kleine friet en een Mr. Pibb.
Heb jij de friet opgegeten?
Maar de geluidsdemper is de friet.
Liefde is een burger en friet.
Aberdeen heeft alleen maar biefstuk, friet en pubs.
Ik kan meer friet verkopen.
Ik heb haar friet leren eten.
Hamburger en friet.
Eet je je friet niet?
Of dat je friet haalt.
U hebt niet veel friet meer.
Een medium hamburger met friet.
Een clubsandwich en een portie friet.
Maat, meer friet en nog een shake.
Friet. En een steakpie.
Vergeet die friet. Mogen we onze kaartjes voor de boot?
Ja, hij wil friet en een wat?
Een kleuter die alleen friet en pizza eet.