Voorbeelden van het gebruik van Genezer in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Die genezer had gelijk.
Je bent genezer, dat is een patiënt.
Genezer zeggen zij dood bij zonsondergang.
Genezer Li, Yue Shen loog niet.
Genezer Li, je bent buitengewoon.
Je bent genezer, dat is een patiënt.
Genezer? Je bent Jeremy Brewster.
Onze grote genezer, Clemens! Geweldig!
Yue Shen? Genezer Li, jij bent het.
Genezer van de emotioneel gewonden.
De handen van een genezer, niet?
Ook acupunctuur, autogene training en handoplegging door een genezer hadden niet veel nut.
Spirituele kracht van de genezer.
We moeten haar naar een genezer brengen.
Ik was zijn genezer.
Ik was een genezer.
Geruild met een andere genezer die langskwam.
Gant, ik ben een genezer.
Pas nadat ik je bij een genezer bracht.
Je hebt een genezer nodig.