Voorbeelden van het gebruik van Krabben in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zal ik je achter je oren krabben?
Wacht… Niet krabben!
Ze krabben me in mijn gezicht als ze boos zijn.
Krabben vangen.
Ja, mensen zijn net krabben.
Want ik zit met jeuk, en ik moet die krabben.
je mijn rug niet wilde krabben.
Ga krabben op de deur.
Ze krabben, pitsen, trekken aan de oren.
Er waren overal ratten, krabben en verrotte kokosnoten.
Ze eten hem op.- Krabben.
Dewey. Niet krabben.
Laat me je kin krabben.
Niet krabben. God, het jeukt.
Ik kan krabben, wrijven, een vis pakken.
Ga het ijs van de ruiten krabben voor papa.
En krabben.
Of krabben.
moet je niet krabben.
Oke, je kunt krabben, maar doe het subtiel.