Voorbeelden van het gebruik van Lenora in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Valok. Mikhael. En Lenora.
Misschien weet zij waar Lenora is?
Hoe zit het met Lenora?
Lenora, eindelijk. Ik maakte me zorgen.
Maakte jouw moeder, Lenora, zwanger.
Lenora ook. Iedereen noemt je Moritz.
Die mensen daar zijn onschuldig, Lenora.
Jij maakt alleen dingen kapot, Lenora.
Ging het met mijn Lenora ook zo?
Ik moet Martin of Lenora zien te vinden.
Wat? Vader? lk ben Lenora, vader?
Om Lenora. Tot morgen. Het gaat… Waarover?
Help me. Wat is er, Lenora?
je gelukkig wordt met Lenora.
Lenora vroeg Arvin niet meer mee naar Helens graf.
Maar die vrede is niet mogelijk zolang Lenora in leven is.
Ik heb jullie naar Lenora verhuisd omdat ik dacht.
Wat doe je als je Lenora te pakken hebt?
Om Lenora. Tot morgen. Het gaat… Waarover?
Sandra, Lenora. Dat is Katie en ik ben Hilde.