Voorbeelden van het gebruik van Mami in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Vertel, mami.
Raus damit, mami.Mami is verkracht.
Mami wurde vergewaltigt.Wacht even, mami.
Mal sehen, Mami.Bedankt voor het eten. Mami.
Danke fürs Essen. Mami.Jawel. Mami dacht het.
Mami dachte das.- Doch, das tut sie.Mami heeft je erin geluisd!
Mami hat dich reingelegt!Mami… Bij Lefrak?
Mami… Lefrak erwischen?Mami… Ik heb ontslag genomen.
Mami… Ich habe gekündigt.Als het mag van mami.
Und wenn Mami es erlaubt.Gaat het wel? Mami.
Geht es dir gut? Mami.Mami, vecht je erdoorheen!
Mami, kämpf dich durch!Ik hou van je, Mami.
Ich hab dich lieb, Mami.Mami. Gaat het wel?
Geht es dir gut? Mami.Mami belde. Geen zorgen.
Mami hat angerufen. Kein Problem.Mami, dit is gestoord.
Mami, das ist doch verrückt.Mami zou zo trots zijn.
Mami wäre so stolz.Ik heb je gemist, mami.
Ich dich auch, Mami.Ben je ziek, mami?
Bist du krank, Mami?Mami, kennen jullie elkaar?
Mami, ihr beide kennt euch?Ik spreek hem niet, mami.
Hab ich ja nicht, Mami.
